Fragmenten


Angst

Omdat ik zo angstig was, kon ik soms het bloed onder de nagels van de verpleging vandaan halen. Via een blaaspijpje was het mogelijk voor mij om de verpleging te bellen. Soms deed ik dat om de paar minuten. Dat wekte irritatie op bij de verpleging, maar ik had mezelf niet altijd in de hand.

Vooral als ik er erg paniekerig was. Je voelt je net een klein kind, helemaal afhankelijk van alles en iedereen en zou het liefst zoveel mogelijk aandacht willen om maar niet aan alle ellende te denken, of vervelende dingen niet onder ogen te hoeven zien. Dan is aandacht -negatief of positief- het enige wat je wilt.
Op een avond hoorde ik een zuster en broeder met elkaar in gesprek. Volgens mij ging het over mijn gedrag en de irritatie die dit bij de broeder opgewekt had. Ik vond het heel naar om te horen en zat er erg mee dat ik met mijn gedrag dit soort gevoelens bij mensen op kon wekken. Dat was niet wat ik wilde. Ik was gewoon bang.

 

Relatie

Onze huwelijksnacht was in principe in de Sint Maartenskliniek. Lekker romantisch. Niet dus.

Daar lig je dan, in een soort ziekenhuis, twee eenpersoons ziekenhuisbedden. Af en toe nog een zuster die binnen komt lopen. We hebben daar samen naar het plafond liggen staren. Eindelijk even met zijn tweetjes. En nu? Wat een KUT situatie.
 Amper de mogelijkheid om te knuffelen, elkaar vast te houden of aan te raken. Eindelijk weer samen, maar toch ook weer niet. Letterlijk en figuurlijk een groot gat tussen ons in. Is dit onze toekomst?
 Ik heb niet veel geslapen die nacht. Luisterend naar de adem van Marco. Huilend, stilletjes. Hoe hard Marco ook zijn best deed om dit alles accepteren, dat zou onmogelijk zijn.
 Nooit, nooit zou het meer worden zoals het was. Het gevoel dat alles door mijn vingers langzaam wegglipt. Een rouwproces dat al begint voordat het verlies daadwerkelijk plaats heeft gevonden.

 

 

Rolstoel

Het rijden met de elektrische rolstoel gaf mij een enorme kick. Weer een stukje bewegingsvrijheid terug.  Als het even kon was ik rondjes aan het rijden, door de hele Sint Maartenskliniek en het liefst ook nog buiten. De lift was geen probleem, daar heb ik het meest geleerd om hulp te vragen. Op een dag hadden een mede-revalidant, ‘The Chief’, zoals hij zich noemde en ik zin om naar buiten te gaan. Hij kon zich voortbewegen door middel van een buikbrancard.  Voor de lift besloot meneer de indiaan dat het wel galant was om dames voor te laten gaan. Hartstikke lief. Dus ik als eerste in de lift en hij erachteraan. Nou zijn de liften in de Sint Maartenskliniek behoorlijk groot, maar niet groot genoeg om een buikbrancard te draaien. De deuren gaan automatisch dicht. En de knopjes van de lift zaten aan het voeteneind van de brancard!
Daar sta je dan, twee helden, de een kan haar handen niet gebruiken, de ander staat verkeerd om in de lift. Toen de lift openging begreep niemand waarom wij helemaal krom lagen van het lachen. Heerlijke rolstoelhumor. 

 

Contact

Een van de eerste dingen die ik naar de buitenwereld toe in Volkel heb gedaan, is de kinderen uit school halen. Dat was een belangrijk doel voor mij om te bereiken. Die lachende gezichten op het schoolplein weerzien. Op een vrijdagmiddag, rechtstreeks vertrokken vanuit de Sint Maartenskliniek. Uiteraard was de taxi niet op tijd, het duurde het allemaal te lang naar mijn zin. Bij school heb ik me uit de taxi laten zetten. Wat was ik blij dat ik daar stond! En de kinderen waren blij om mij te zien! Meteen werden er allerlei tekeningen op de rolstoel gelegd en op weg naar huis vertelden ze wat ze allemaal gedaan hadden. Misschien iets gewoons voor een andere moeder, maar wat had ik dit gemist.

En wat voelde het normaal om met mijn kinderen naar huis te ‘lopen’. Ik ben alleen gegaan, zonder hulp. Dit was ons moment. Wat iedereen om mij heen dacht of aan me wilde vragen is compleet langs mij heengegaan.

In het openbaar in de rolstoel zitten heeft mij nooit veel moeite gekost. Ik heb mij nooit geschaamd dat ik in die rolstoel zat. Waarom zou ik? Vaak waren het juist andere mensen die het moeilijk vonden om mij aan te spreken, of die mij compleet negeerden. Als ik dat in de gaten had (of heb, het gebeurt nog steeds), dan maak ik daar meteen een opmerking over, zodat ik niet over het hoofd word gezien! Mijn grote mond heeft het voor andere mensen vaak makkelijk gemaakt om contact te maken. “Ze praat, dus dan zal ze toch nog wel een beetje verstand hebben?!”.